Als je werkt, moet je
- weten wat je moet doen (= kennis)
- weten, hoe je het moet doen (= kennis)
- codes kunnen lezen (= vaardigheid)
- met collega's en klanten kunnen overleggen (= vaardigheid)
- een vorkheftruck kunnen rijden (= vaardigheid)
een tandarts moet weten, hoe een gebitscontrole moet worden uitgevoerd.
Dit noemen we:
Een gebitscontrole duurt maar een paar minuten, omdat de tandarts elke dag bij patiënten het gebit controleert
Dit noemen we:
een magazijnmedewerker moet weten, hoe de scanner werkt. Dit is
De magazijnmedewerker kan de scanner gebruiken.
Dit noemen we:
een vrachtwagenchauffeur moet goed kunnen sturen: dit is
een vrachtwagenchauffeur moet weten, hoe de producten vervoert moeten worden. dit is
Als je wilt klussen, dan moet je handig zijn. dit is
maar je moet ook kunnen meten . dit is
iedereen kan de spelregels van het voetbal leren. Dit is
maar niet iedereen kan goed voetballen. Als je wel goed kunt voetballen, dan is dit
De basketbal coach moet veel weten. dit is
de basketballer moet goed kunnen spelen. dit is